'Limburger' & 'Limburgse Kleine Rode No.1' (v.a. 1915)
Synoniemen voor 'Limburger': Limburgse, Petit Rouge, Limburgse Kleine Rode (voor 'Limburgse Kleine Rode No.1' zijn geen synoniemen bekend)
Limburgse zusjes
Zoals de naam van deze twee Limburgse wintertarwe rassen doet vermoeden, zijn ze veelvuldig verbouwd in Limburg. Ook in de aangrenzende Belgische Löss-streek hebben deze tarwes gestaan. Veredelaar Mayer Gmelin heeft in 1915 verschillende lijnen van Limburger en Limburgse Kleine Rode (No.1, No.4, No.6, No.7 ...) geselecteerd, waar ook deze erfgoedrasse uit zijn gekomen.
De Limburger en de Limburgse Kleine Rode No.1 staan hier samen, omdat het varianten op elkaar zijn. Beide zijn landrassen vertonen een rode tint in de aren. Het verschil tussen de twee zit 'm in de kafnaalden; de Limburger heeft aren mét kafnaalden, terwijl Limburgse Kleine rode No.1 als variant op de eerst genoemde geen kafnaalden heeft. Echter lijken ze verder sterk op elkaar. Het zijn landrassen, dus binnen de rassen zitten genetische verschillen en kan er ook (subtiel) verschil zitten tussen de planten. De Limburgers hebben een goede winterhardheid.
Teeltspecificaties
Graansoort | Tarwe |
Type en groeiwijze | Wintertarwe, Gelderse (var. Milturum), Landras |
Korrelkleur en vorm | Spitse aar met kleine gele korrels |
Lengte | 0.6 - 1 meter |
Zaaitijd | Oktober, november |
Oogst | Rond juli, na afrijping korrel |